Meteen naar de inhoud
Home » Blogs » Ben ik een banaan?

Ben ik een banaan?

Als mensen aan mij vragen: ‘Waar komt jouw familie vandaan?’, dan antwoord ik standaard met: ‘China’, maar meestal voeg ik nog eraan toe dat mijn moeder – net als ik – in Nederland is geboren. Ik hoop altijd dat mensen beseffen dat ik alweer een stukje “Nederlandser” ben dan de andere Chinese Nederlanders van wie beíde ouders nog migranten zijn. 

Het zal waarschijnlijk ook van gezin tot gezin verschillen, maar ik heb zelf altijd het gevoel dat ik nog meer ben ondergedompeld in de Nederlandse cultuur dan de meeste van mijn Chinees-Nederlandse leeftijdsgenoten. Ik vraag me ook soms af of ik mezelf nog wel een “banaan” kan noemen zoals Pete Wu in zijn boek beschrijft. 

Mijn moeder is naar mijn mening waarschijnlijk wél meer een echte banaan. 

Leven in het restaurant

Toen ik op de middelbare school zat, ging ik na de laatste bel altijd naar het restaurant om huiswerk te maken en na het eten weer naar huis. Mijn oom, tantes en zij hebben daarentegen min of meer hun hele jeugd in het restaurant doorgebracht. Mijn moeder is zelfs nog geboren in het woongedeelte dat zich boven het restaurant van mijn grootouders bevond.

Een paar jaar geleden heb ik haar voor een schrijfcursus hierover geïnterviewd. Toen ik haar vroeg hoe het was om fulltime te leven in het restaurant, keek ze zorgelijk: ‘Het personeel woonde ook bij ons. Je had eigenlijk geen privacy.’ 

Vanaf haar twaalfde moest ze ook al volop meehelpen in de bediening, vertelde ze: ‘Als ik van school uit was, lag mijn kloffie al klaar. Rood vestje, wit shirt en zwarte rok. Echt net een apenpakje.’ Een heel verschil met de twee dagen à drie dagen in de week waarop ik voorheen meehielp bij mijn eigen ouders.

Hobby’s 

Als anekdote vertelde ze soms nog over de uitspraken van mijn overgrootvader, haar opa, toen die vroeger op bezoek kwam terwijl ze aan het werk was. Zo zou hij eens gezegd hebben: ‘Er zullen geen kinderen meer komen die het nog beter hebben dan jullie.’ 

Hij zou met zijn mond wijd open hebben gestaan als hij mij of andere Nederlandse kinderen had gezien. Vrije tijd, hobby’s, leuke dingen doen met vrienden, dat alles kon hij zich waarschijnlijk niet voorstellen door de armoede die hij in China had gekend.

Elke dag te eten krijgen en naar school mogen, was voor hem al het hoogst haalbare geluk dat er bestond.

Hoop

Wat dat betreft heb ik een heel luxe leven als “typische student”. Inmiddels werk ik ook niet meer in het restaurant, maar op kantoor als werkstudent. Het enige waarin ik misschien wel weer Chinezer ben dan mijn moeder, is mijn smaak voor Chinees eten. Daarmee bedoel ik dan onder andere kippenpoten, eendentong, vissenkop, noem het maar op. Ik eet het allemaal. 

Als ik op bezoek ben bij familie in China dan zijn ze ook altijd blij verrast om mij alles te zien eten. ‘Aan hem is geen Chinees verloren gegaan’, zeggen ze dan tegen elkaar (in het Chinees uiteraard).